Geschiedenis van Sliedrecht

Sliedrecht lag oorspronkelijk op de andere oever van de Merwede. Vermoedelijk was daar halverwege de elfde eeuw al een dorp dat 'Sclidreth' heette. Een oorkonde uit 1064, die later vals bleek, noemt het dorp al.

Rond 1050 werd op beide oevers van de Merwede land ontgonnen. Boeren vestigden zich daar, vormden een dorpskern en bouwden rond 1060 de eerste kerk. De Merwede was in die periode een langzaam stromende en kronkelende rivier. Zonder dijken of kribben en met zandplaten die bij eb tevoorschijn kwamen. In 1421 overstroomde Sliedrecht door de St. Elisabethsvloed. Waarschijnlijk zijn toen veel dorpelingen op de andere oever van de Merwede gaan wonen: het Sliedrecht van nu.

Vechten tegen water

De Alblasserwaard leek vroeger een beetje op de Biesbosch van nu. Er waren regelmatig overstromingen. Dat maakte landbouw en veeteelt moeilijk en zelfs gevaarlijk. Er werd meer geld verdiend in de visserij, vlasbewerking, touwslagerijen en met het snijden en drogen van biezen. Iedere gebruiker van een stuk land kreeg in 'het nieuwe Sliedrecht' de plicht om een stuk dijk aan te leggen en te onderhouden. Zo ontstond het beroep dijkwerker, ofwel ‘brijhapper’ (brij = modder). De dijkwerkers teelden en verwerkten rijshout voor de aanleg en versterking van dijken.

De baggerindustrie

Naast rijken uit de steden waagden eind 18e eeuw ook geldschieters uit Sliedrecht zich aan grote projecten. De uitvoering was eenvoudig: met spaden, kruiwagens, vlet en baggerbeugel. In 1818 kwam daar een paardenmolen bij. Toen in 1885 de eerste stoomraderboten op de Merwede verschenen, kwam Adriaan Volker op het idee van de stoombaggermolen. In 1864 kocht hij er een. Anderen in het dorp volgden al snel.

Scheepswerven

De grote baggerwerken aan het Noordzeekanaal, de Nieuwe Waterweg en de havens van Rotterdam en Amsterdam hadden effect op Sliedrecht. Er ontstonden scheepswerven voor de nieuwbouw en reparatie van kleine baggerwerktuigen. En het succes van de Waterweg werd ook in het buitenland bekend. Vanaf 1880 werkten baggeraars uit Sliedrecht in Frankrijk, Spanje en Duitsland en vanaf 1900 over de hele wereld. Sliedrecht breidde zich in hoog tempo uit dankzij de baggeraars en alle bedrijven daaromheen.

Lintbebouwing en stoepen

Sliedrecht was tot het einde van de 18e eeuw een dorp met lintbebouwing langs de Rivierdijk, met een open en uitgestrekt achterland. De dijk vormde de belangrijkste verbinding met de andere rivierdorpen. Eind 19e eeuw werd de spoorlijn aangelegd en het station gebouwd. Aan weerszijden van de spoorlijn kwam de Parallelweg. De Stationsweg en de Boslaan verbonden de dijk met het station. Deze ontsluitingswegen liepen parallel aan de verkavelingsrichting. Aan de binnenkant van de dijk kwamen kleine buurtjes langs de kavels: de 'stoepen'. Sliedrecht ontwikkelde zich nu ook richting het veengebied.

Naar haven- en woongebied

Rond de Eerste Wereldoorlog werden de zandplaten in de Merwede opgespoten. Dit werd een haven- en woongebied. De wijken werden in één keer ontworpen en gebouwd. Binnendijks, ten oosten van de Stationsweg, kwamen woonwijken. De autoweg Rotterdam-Gorinchem werd aan het eind van de dertiger jaren aangelegd ter hoogte van de Tiendwetering. Van deze wetering zijn nog enkele delen over. Belangrijke cultuurhistorische overblijfselen!

Ten westen en ten oosten van de Stationsweg groeide Sliedrecht steeds verder naar buiten. De Thorbeckelaan, Deltalaan en Rembrandtlaan werden belangrijke ontsluitingswegen van oost naar west. Ze groeiden met de bebouwing mee.

Meer weten?

Meer over de geschiedenis van Sliedrecht leest u op de website van de Historische Vereniging Sliedrecht.